Meteen naar de inhoud

Standpunt AWP-fractie Waterschap Limburg over de wateroverlast -DB Waterschap Limburg maakt zich er van af in zijn verklaring over de recente regenbuien

Het DB van het Waterschap Limburg verklaarde nav de regenbuien van vorige week dat het waterschap deze niet aan zou kunnen. De AWP-fractie is het met die stellingname niet eens en wilde hierover het DB in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 8 mei bevragen en er een discussie over voeren. Die agendering werk geblokkeerd.
Daarom sturen wij het standpunt van de AWP-fractie Waterschap Limburg aan u toe, zodat u er kennis van kunt nemen. (Zie hieronder)

Op 1 juni houdt de AWP-Limburg een thema-bijeenkomst over de beschermingsnormen tegen wateroverlast en de slechte toepassing daarvan in Limburg.
Aanvang 11 uur tot ca 14.00 uur, eindigend in netwerken.
Marja Hilders, Douwe Meijer en professor Stefan Baars zullen de presentaties verzorgen.
Locatie: Nederweert-Eind.

Met name alle belanghebbenden/betrokkenen bij het thema wateroverlast nodigen wij uit om hun ervaringen in te brengen.

Als u daarbij wilt zijn, nodig ik u uit dat aan mij kenbaar te maken bij mail of telefoon.

Nico Broekema, secretaris AWP-fractie Waterschap Limburg
0614577742

Van: Marja Hilders, lid Algemeen Bestuur Waterschap Limburg
Notitie AWP wateroverlast, 8 mei 2024

1.Wateroverlast in Limburg

Door hevige regenval is donderdag 2 mei en vrijdag 3 mei 2024 op een aantal plaatsen in de provincie wateroverlast ontstaan. Het is niet voor het eerst en ook zeker niet voor het laatst dat dit in het Limburgse heuvelland gebeurt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water 2003 hebben de provincies, de waterschappen en de rijksoverheid een gezamenlijke doelstelling geformuleerd om de kans op wateroverlast in bebouwde gebieden van heel Nederland tot maximaal 1:100 per jaar te beperken. Indien deze norm nageleefd zou worden, zouden de buien van begin mei zonder overlast en schade gepasseerd zijn. De periodieke wateroverlast in Zuid-Limburg zou dan ook niet meer met de huidige frequentie en intensiteit herhaaldelijk de kop opsteken.

Voor de goede orde: alle andere provincies hanteren de norm van 1:100 in stedelijk gebied. Ze kunnen een regenbui van 100 mm verwerken met hun watersysteem (in 48 uur).

Er zijn de laatste decennia vele regenwaterbuffers in het Zuid-Limburgse heuvelland aangelegd. Toch kunnen die niet voorkomen dat van tijd tot tijd hevige wateroverlast optreedt, vooral bij de hellingen waar sprake is van vrije afstroming. Waterschap Limburg is van mening dat de norm van 1:100 in het Limburgse heuvelland niet haalbaar is en spreekt van buien van uitzonderlijke omvang, waarbij wateroverlast niet te voorkomen is en hanteert een norm 1:25 of lager in bebouwd gebied.

Maar klopt dit wel? Is er inderdaad niets aan te doen?

Bij het ontstaan van oppervlaktestroming uit neerslag zijn drie factoren van groot belang:

landgebruik
buffercapaciteit
afvoercapaciteit

Het bestaande beleid van aanleg van regenwaterbuffers is slechts op één van deze drie pijlers gericht en heeft te weinig oog voor de twee andere. Wat is er meer mogelijk? En vooral: hoe kunnen verschillende typen maatregelen optimaal op elkaar afgestemd worden?

Landgebruik

Ten eerste valt te overwegen of grasland en akkers op hellend gebied zich wel op de juiste locaties bevinden. Ook zouden deze open landschappen voorzien kunnen worden van terrasranden of heggen langs de hoogtelijnen, ofwel haaks op de stroomrichting, teneinde de afstroming te remmen en waardevolle landbouwgrond tegen uitspoeling te behoeden. De juiste maatregelen zijn altijd een zekere vorm van maatwerk. Maar aandacht voor het aspect van landgebruik en landinrichting direct aan de bron is van groot belang bij de bestrijding van wateroverlast.

Buffercapaciteit

Regenwaterbuffers zijn nuttig en de gerealiseerde aanleg van de vele buffers in Zuid-Limburg is zinvol geweest. De capaciteit van een regenwaterbuffer is echter per definitie beperkt en het is vanaf een bepaald punt niet eenvoudig om deze op te schalen. Als een regenwaterbuffer capaciteit heeft voor bijvoorbeeld een T10-bui (een 10-jarige bui), dan heeft de buffer geen effect meer voor een grotere bui, immers hij is al vol en zal overstromen. Bij een T20-bui heeft de volle buffer dan geen enkele meerwaarde, omdat de volledige neerslag vanaf dit punt direct tot afstroming komt. De volle buffer kan zelfs een risico vormen. Ten onrechte wordt gedacht dat het beschermingsniveau door alleen de buffercapaciteit bepaald wordt en de benedenstroomse bebouwing geen hoger beschermingsniveau kan krijgen dan (in ons voorbeeld) 1:10, als de buffer niet op te schalen is. Maar als aan bovenstroomse zijde de afstroming afgeremd kan worden (zie vorige alinea), dan kan met hetzelfde buffervolume mogelijk een T25-bui opgevangen worden. Wat ook van groot belang is, is dat er een gecontroleerde uitstroming uit de buffer plaatsvindt zodra deze vol is (maar liefst nog veel eerder). Het bezwijken van een regenwaterbuffer maakt het probleem alleen maar groter dan wanneer deze buffer er niet zou zijn. Dit moet absoluut voorkomen worden. Dit brengt ons bij de derde pijler.

Afvoercapaciteit

Het water uit de buffer moet veilig zijn weg naar de beek of rivier weten te vinden. Hiervoor is voldoende afvoercapaciteit nodig. Te denken valt aan goten langs straten of riolen onder de wegen. In elk geval moet de capaciteit zodanig zijn dat een langdurige stationaire bui permanent afgevoerd kan worden. Bij voorkeur wordt al water uit de regenwaterbuffer geloosd voordat hij vol is, zodat de restcapaciteit voor fluctuaties beschikbaar is. Wanneer de afvoercapaciteit in een vroeg stadium van de bui al ingezet wordt, zal de buffer zich bij een zeer hevige bui, die de afvoercapaciteit te boven gaat, langzamer vullen. Zo kan de buffer die (in ons voorbeeld) inmiddels een T25-bui aankan, mogelijk tot een T100-bui dienst doen, omdat er een permanente uitstroom plaatsvindt. De afvoercapaciteit stroomafwaarts van de buffer is de uiteindelijke sluitpost om tot het gewenste beschermingsniveau te komen (minimaal 1:100 in bebouwd gebied). Als het gehele systeem op deze wijze op een beschermingsniveau van 1:100 gebracht wordt, zal er bij een T200-bui wel wateroverlast optreden, maar de maatregelen zijn nog steeds niet zinloos geweest. Door de maatregelen zal de schade aanzienlijk beperkt worden, omdat alleen het meerdere (1) tot overlast leidt.

(1) Tussen de kans en de intensiteit van een bui is er geen lineair, maar bij benadering een logaritmisch verband. Dat betekent dat de intensiteit van een T200-bui niet 2x zo groot is als van een T100-bui, maar ‘slechts’ ca. 20% hoger.

Hoewel geen van deze drie maatregelen alleen voor het gewenste beschermingsniveau zou kunnen zorgen, kan door een juiste afstemming van diverse maatregelen toch dit beschermingsniveau bereikt worden.

De moraal van het verhaal is dat op systeemniveau naar de juiste balans tussen deze drie bouwstenen gezocht moet worden. Regenwaterbuffers als enige oplossing voldoen niet. Een multi-aanpak is nodig.

2.Normen in Rijnland, de Dommel, Aa en Maas en WL

In Rijnland is de norm bij meer dan 5000 m2 bebouwing dat minimaal 90 mm regen in 24! uur kan worden opgevangen. Deze regels zijn gebaseerd op het convenant klimaatadaptief bouwen van de provincie Zuid-Holland. Ik heb begrepen dat waterschap Aa en Maas 60 mm in 24 uur als uitgangspunt hanteert en waterschap de Dommel 80 mm.

Normen WL

Dat wijkt substantieel af van de 1:25 mm in bebouwd gebied van provincie Limburg en waterschap Limburg. WL heeft de provincie geadviseerd 1:25 te hanteren omdat de kosten anders te hoog oplopen. Daarvoor wordt echter geen enkele onderbouwing geleverd. Zoals WL meldde in beantwoorde art. 35 vragen: de provincie heeft hier ook niet naar gevraagd.

Wel zijn er 2 studies verricht naar de situatie in Oirsbeek en Meerssen doch daarop kan o.i. geen beleid voor heel Limburg worden gebaseerd. Het DB geeft aan dat waar dat mogelijk is vanuit kosten en landschappelijke overwegingen wel 1: 100 zal worden gestreefd. Wij hebben nergens adequate berekeningen aangetroffen en vragen ons af hoe dit wordt bepaald. Vanwege onvoldoende motivering lijkt sprake te (kunnen) zijn van willekeur.

3.Besluitvorming niet op orde

AWP heeft getracht de besluitvorming sinds het Nationaal Bestuursakkoord Water 2003 te achterhalen. In dat NBW zijn werknormen geformuleerd waaraan alle waterschappen hun systeem zouden toetsen 1:100 in stedelijk gebied.

Wij hebben de toetsingsresultaten van WL nergens kunnen vinden.

De provincie heeft de NBW-resultaten overgenomen inclusief de werknormen.

De in 2003/2004 genomen statenbesluiten(waar ook een motie toe behoort waarin expliciet binding met de normen werd vastgelegd) zijn nimmer ingetrokken en niet vervangen door een expliciet statenbesluit waarin werd vastgelegd dat voor stedelijk/bebouwd gebied ipv de 1:100 norm de 1:25 norm die voor akkerland is opgesteld voortaan zou gelden in de hele Provincie Limburg
Wij zijn de besluitvorming hierover nog verder aan het uitzoeken.

Wel zien we adviezen van het DB dat 1:25 in bebouwd gebied Heuvelland de maximaal mogelijke norm is. Daarbij wordt vermeld dat dit vanuit kosten-baten-oogpunt is. Maar dit wordt nergens onderbouwd.

De provincie heeft hier ook niet om gevraagd, zegt portefeuillehouder Van Wersch in antwoord op AWP- vragen. Kennelijk kan het waterschap dit niet onderbouwen, de AWP is al een tijd op zoek naar de bijbehorende kosten-batenanalyse.

Ook besluiten van het algemeen bestuur van WL kunnen wij niet vinden.

Er is wel een notitie van het DB (mw. van Wersch) maar wij kunnen geen gemotiveerde besluiten van het AB vinden.

Gezien de schade in 2021, 1,8 miljard in Limburg zijn we benieuwd met welke parameters is gerekend in deze kosten-batenanalyses waarnaar wordt verwezen. Maar die kunnen we niet vinden.

De gedeputeerde heeft laten weten dat afwijken van de normering mag. Dat klopt, maar nadat de provincie het Nationaal Bestuursakkoord Water heeft overgenomen, hoort daar wel een behoorlijke motivatie bij.

Ook die hebben we nog nooit gezien.

4.Compensatieregeling

Indien bewust een hoger risico wordt genomen omdat de kosten hoger zijn dan de baten, zou je verwachten dat dan een compensatieregeling wordt opgesteld voor het geval zich toch schade voordoet. Daarvan is echter geen sprake, veel inwoners zijn zelf opgedraaid voor de schade.

Een interessante vraag is of waterschap en provincie al dan niet in samenhang nalatig zijn geweest.

5.Evaluatie wateroverlast/hoogwater

Toegezegd maar nog steeds niet ontvangen.

Wat kan WL hiervan leren?